Commando |
Locatie |
Instellingen irrigatie |
● Vectorworks Studio: Studio > Irrigatie ● Vectorworks Landschap: Landschap > Irrigatie |
Geef de standaardinstellingen op alvorens een ontwerp te starten. De irrigatie-instellingen zijn enkel op het huidige bestand van toepassing.
Klik op Herstel om de instellingen naar hun standaardwaarden terug te zetten.
Om de irrigatie-instellingen aan te passen:
1. Selecteer het commando.
Het dialoogvenster Irrigatie-instellingen wordt geopend.
2. Klik op het tabblad Eenheden.
Deze instellingen vervangen de Eenheden opgegeven bij de documentinstellingen en zijn enkel van toepassing op de irrigatiecomponenten van de tekening. Geef de eenheid en de precisiewaarde op voor de grootte (kleine afmetingen van componenten zoals de diameter van de buis), de afstand (afmetingen voor grotere items zoals de projectieafstand), de hoek, de druk, het debiet en de snelheid. Voor elke dimensie, met uitzondering van de hoek, kunt u een eenheid op maat opgeven (zie Eenheden op maat).
3. Klik op het tabblad Buizen/leidingen.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
4. Klik op het tabblad Zonering.
De instellingen op dit tabblad zijn van toepassing op de ontwerpzones (zie Ontwerpzones creëren). Selecteer de gewenste nummeringsmethode voor de zone en kies vervolgens welke klassen gebruikt moeten worden om overlappende bedekking of gebieden zonder bedekking te identificeren.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
5. Klik op het tabblad Toekennen van klassen.
Bepaal door middel van deze instellingen of de verschillende irrigatieobjecten (en in sommige gevallen subobjecten) automatisch aan een klasse worden toegekend en welke klassenamen voor de objecten van toepassing zijn. De klassen waaraan u objecten toekent, worden in het bestand aangemaakt zodra u deze objecten toevoegt.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~