Commando |
Locatie |
● Extra > Instellingen ● Menu Voorkeurenbalk |
De voorkeuren die u in dit dialoogvenster instelt, zijn van toepassing op alle Vectorworks-documenten die u opent.
Om de Vectorworksvoorkeuren te wijzigen:
1. Selecteer het commando.
Het dialoogvenster ‘Voorkeuren Vectorworks’ wordt geopend.
2. Stel de parameterwaarden in voor elk tabblad van het dialoogvenster.
Hier kunt u een aantal voorkeuren instellen met betrekking tot de tekenmethode.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Met de opties op dit tabblad bepaalt u de manier waarop objecten op het beeldscherm moeten verschijnen.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Op dit tabblad kunt u onder andere instellen of een logboek over de belangrijkste foutmeldingen moet worden bijgehouden en of bij het uitvoeren van bepaalde functies een geluidssignaal moet worden afgespeeld.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Op dit tabblad kunt u de 3D-functies van Vectorworks instellen.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Op dit tabblad kunt u de instellingen voor het automatisch bewaren opgeven.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Op dit tabblad stelt u de weergave van de selectie en de grijpzone in. Zie Nauwkeurig tekenen voor meer informatie over grijpen. Zie Selectie- en voorselectie-indicatoren voor meer informatie over selecteren.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Commando |
Locatie |
Voorkeuren Vectorworks |
● Extra > Instellingen ● Menu Voorkeurenbalk |
In dit dialoogvenster kunt u de instellingen van de grafische onderdelen zoals de actieve grijppunten, grijpzone, schermtekst enzovoorts aanpassen. Afhankelijk van het geselecteerde grafische onderdeel zijn er meer of minder instellingen instelbaar.
Om de instellingen van grafische onderdelen aan te passen:
1. Select the command. Op het tabblad Selectie van het dialoogvenster ‘Voorkeuren Vectorworks’, klik u op de knop Instellingen grafische onderdelen.
Of: selecteer Extra > Intelligente aanwijzer. Vervolgens klikt u in de categorie Algemeen van het dialoogvenster ‘Instellingen Intelligente aanwijzer’ op de knop Instellingen grafische onderdelen.
Het dialoogvenster ‘Instellingen grafische onderdelen’ wordt geopend.
2. Open het tabblad Met standaard achtergrond of Met zwarte achtergrond; kies deze laatste als de optie Zwarte achtergrond aangevinkt is in het tabblad Weergave van het dialoogvenster ‘Voorkeuren Vectorworks’ (zie Voorkeuren Vectorworks: tabblad Weergave). Beide tabbladen bevatten dezelfde onderdelen, alleen de opties voor de achtergrond van 2D/Planaanzicht, 3D-aanzichten en presentatielagen zijn niet beschikbaar voor een zwarte achtergrond.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
3. Klik indien gewenste op de hoofding van de kolom ‘Grafisch onderdeel’ om de lijst alfabetisch te sorteren. Selecteer het onderdeel dat u wenst aan te passen en stel de parameters in die rechts van de onderdelenlijst verschijnen. Afhankelijk van het geselecteerde grafische onderdeel zijn er meer of minder parameters instelbaar.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen.
Op dit tabblad kunt u de locatie van uw Gebruikersmap wijzigen en werkgroepmappen aanmaken om inhoud te delen met andere gebruikers.
Deze map bevat de Vectorworksbestanden die u creëert en gebruikt. Omdat de Gebruikersmap zich buiten de Vectorworks installatiemap bevindt, zullen uw gegevens en voorkeuren niet gewijzigd worden wanneer u Vectorworks bijwerkt.
In deze map worden automatisch de submappen Bibliotheek, Plant Database (Vectorworks Landschap vereist), Plug-ins, Renderworks, Settings, VWHelp en Workspaces gecreëerd. Ook de onderstaande aanpassingen die u maakt in Vectorworks worden automatisch in deze map geplaatst:
● Vectorworks voorkeuren
● Nieuwe en aangepaste werkomgevingen
● Log-bestanden
● Favorieten uit het Hulpbronnenpalet
● Instellingen voor de Intelligente aanwijzer
● Bewaarde importeer- en exporteerinstellingen voor DXF/DWG-bestanden
● Bewaarde instellingen voor Pipet en Selecteer soortgelijke
● Instellingen voor bepaalde insteekmodules zoals de gereedschappen Trap en Ruimte
● Posities van dialoogvensters en paletten
U kunt eigen bestanden ook manueel in de map Bibliotheek plaatsen. Dit zal ervoor zorgen dat hulpbronnen zoals symbolen en lijnarceringen in het Hulpbronnenbeheer en de Hulpbronnenkiezer worden weergegeven en als standaardkeuzemogelijkheden in dialoogvensters en paletten. Zie Gebruikers- en werkgroepbibliotheken creëren voor meer informatie.
Vectorworks bewaart uw gebruikersgegevens en voorkeuren automatisch in een map op de volgende locatie:
● Mac: /Gebruikers/<gebruikersnaam>/Bibliotheek/Application Support/Vectorworks/2020
● Windows: \C:\Gebruikers\<gebruikersnaam>\AppData\Roaming\Nemetschek\Vectorworks\2020
Bij zowel Mac als Windows is de AppData-map echter verborgen. Als u de Gebruikersmap nodig heeft, kunt u daarom best uw systeeminstellingen aanpassen zodat verborgen items worden weergegeven. Of: creëer een nieuwe gebruikersmap op een beter bereikbare locatie.
Als u een bestaande Gebruikersmap op een nieuwe locatie naar een nieuwe Vectorworksversie wenst te migreren, wijzig de Vectorworksvoorkeuren dan niet rechtstreeks zoals hieronder wordt beschreven. Gebruik in de plaats daarvan de Migratie-assistent om het programma naar de gewijzigde locatie van uw Gebruikersmap te leiden.
Om de locatie van de Gebruikersmap te veranderen:
1. Klik in het tabblad ‘Bestandslocaties’ op de knop Bladeren.
2. Er verschijnt een melding waarin u wordt gevraagd of u wenst verder te gaan. Klik op Ja.
3. Ga in het dialoogvenster dat wordt geopend naar de locatie waar u de nieuwe map wenst te creëren (bijvoorbeeld onder Documenten). Creëer hier een nieuwe map en geef de naam op die u wilt. Hierna selecteert u de zojuist gecreëerde map.
4. Een nieuw dialoogvenster wordt geopend. Klik op Ja om de bestaande gebruikersgegevens te kopiëren naar de nieuwe locatie of klik op Neen om de standaardinstellingen te gebruiken (uw bestaande gebruikersgegevens worden niet overgenomen).
5. Als u ervoor kiest de gegevens naar de nieuwe locatie te kopiëren en de geselecteerde doelmap reeds een bestand bevat met dezelfde naam als een bestand in de bronmap, krijgt u een melding dat de bestanden in de doelmap zullen worden overschreven. Klik op Ja om verder te gaan.
6. Indien u de geopende bestanden nog niet bewaard heeft, wordt u gevraagd om de bestanden te bewaren. Klik op Ja om verder te gaan.
7. Vectorworks kopieert de bestanden naar de nieuwe locatie en wordt daarna automatisch afgesloten.
8. Open Vectorworks.
Als u beschikt over een vectorworks-uitbreidingsmodule heeft u ook toegang tot zelfgemaakte bestanden die gedeeld zijn in werkgroepmappen. Om zelfgemaakte inhoud met een werkgroep te delen, creëert u een werkgroepmap op een gedeelde locatie die bereikbaar is via een lokaal netwerk of via een cloud-gebaseerde opslagdienst zoals Dropbox.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~