|
Online videotraining: De verschillende werkomgevingen Online videotraining: De werkomgeving bewerken Online videotraining: Zelf sneltoetsen instellen |
Commando |
Locatie |
Werkomgevingen |
Extra > Werkomgevingen |
Om een werkomgeving op maat te creëren, kunt u de huidige werkomgeving bewerken, een kopie van de huidige werkomgeving bewerken of een nieuwe werkomgeving creëren. Creëer verschillende werkomgevingen voor verschillende tekenbehoeften of pas een enkele werkomgeving aan uw persoonlijke voorkeuren aan.
Aangepaste werkomgevingen van andere gebruikers kunnen gereedschappen of commando’s bevatten die niet beschikbaar zijn voor uw actuele Vectorworkslicentie. Het dialoogvenster ‘Bewerk werkomgeving’ geeft aan welke commando’s en gereedschappen in de aangepaste werkomgeving voor u niet beschikbaar zijn. Wanneer u een gereedschap of een commando probeert te selecteren dat niet beschikbaar is voor uw licentie, krijgt u een waarschuwing.
In een werkomgeving kunt u:
● menu’s, paletten, sets, gereedschappen en commando’s toevoegen
● ongebruikte menu’s, paletten, sets, gereedschappen en commando’s verwijderen
● de volgorde en de positie van menu’s, sets, gereedschappen en commando’s herschikken
● sneltoetsen voor gereedschappen en commando’s toevoegen, wijzigen, verwijderen en afdrukken
● contextmenu’s configureren
● de positie van paletten en instellingen die in de werkomgeving dienen te worden gebruikt, vastleggen
● iconen voor de gereedschappen bepalen
U kunt ook aangepaste insteekmodule-gereedschappen, -commando’s en -objecten creëren. Zie Scripts gebruiken.
Wanneer u Vectorworks bijwerkt, kunt u de Migratie-assistent gebruiken om ook uw werkomgevingen op maat om te zetten naar de laatste versie.
Er zijn verschillende manieren om een werkomgeving te creëren:
● Selecteer Extra > Werkomgevingen > Werkomgevingen om alle beschikbare werkomgevingen te beheren.
● Selecteer Extra > Werkomgevingen > Bewerk de actieve werkomgeving om de huidige werkomgeving aan te passen.
● Selecteer Bewerk in het menu van een palet of van een set om het deel met de actieve set/palet van de actieve werkomgeving aan te passen.
Om alle werkomgevingen te beheren:
1. Selecteer het commando Werkomgevingen.
Het dialoogvenster ‘Werkomgevingen’ wordt geopend.
Optie |
Omschrijving |
Nieuw |
Klik op deze knop om een blanco werkomgeving te starten. |
Bewerk |
Klik op deze knop om de geselecteerde werkomgeving te openen in het dialoogvenster ‘Bewerk werkomgeving’. Hier kunt u slechts één werkomgeving tegelijk bewerken. Als u een van de standaard werkomgevingen in Vectorworks bewerkt, zal Vectorworks de aangepaste kopie in de gebruikersmap bewaren en het origineel in de programmamap behouden. |
Dupliceer |
Klik op deze knop om een nieuwe werkomgeving te creëren op basis van een kopie van de geselecteerde werkomgeving. Kopieën krijgen automatisch ‘Kopie’ achteraan de naam van de originele werkomgeving toegevoegd. |
Verwijder |
Klik op deze knop om de geselecteerde werkomgeving definitief uit de gebruikersmap te verwijderen. Standaard werkomgevingen kunt u niet verwijderen. Als u de actieve werkomgeving verwijdert, zal Vectorworks opnieuw laden met de eerste werkomgeving in de lijst als de actieve werkomgeving. |
Vorige versie |
Klik op deze knop om de geselecteerde werkomgeving uit de gebruikersmap te verwijderen als er een werkomgeving met dezelfde naam bestaat in de werkgroepmap of programmamap. Als u deze functie gebruikt op een aangepaste werkomgeving in de programmamap, keert deze werkomgeving terug naar de standaard instellingen. Als u de actieve werkomgeving terugzet naar een vorige versie, zal Vectorworks de werkomgeving met dezelfde naam in de programmamap opnieuw laden. |
Exporteer |
Klik op deze knop om de geselecteerde werkomgeving als een tekstbestand te exporteren. Een lijst van alle menu-items, gereedschappen en sneltoetsen die in de huidige werkomgeving zitten, wordt geëxporteerd. Wanneer daarom wordt gevraagd, geeft u de bestandsnaam en de locatie voor het bestand in. In het tekstbestand staan ook de toetsen opgelijst die door Vectorworks of door het besturingssysteem worden gebruikt, snelkoppelingen die niet door de gebruiker kunnen worden aangepast en de sneltoetsen die u in ‘Bewerk werkomgeving’ kunt wijzigen. |
Openen (Mac) Toon in verkenner (Windows) |
Klik op deze knop om de map met de geselecteerde werkomgeving te openen. |
2. Selecteer een werkomgeving uit de lijst en klik op Bewerk of klik op Nieuw om een nieuwe werkomgeving te maken.
Het dialoogvenster ‘Bewerk werkomgeving’ wordt geopend.
Werkomgevingen met identieke namen in verschillende maplocaties worden niet getoond in de lijst; werkomgevingen uit werkgroepmappen overschrijven de werkomgevingen uit de programmamap en werkomgevingen uit de gebruikersmap overschrijven werkomgevingen uit zowel de werkgroep- als de programmamap.
3. Maak de nodige aanpassingen zoals beschreven in de onderstaande secties.
● Menu’s en commando’s bewerken
● Paletten en sets van gereedschappen bewerken
● Speciale sneltoetsen bewerken
Sommige snelkoppelingen zijn voorbehouden aan Vectorworks of aan het Windows-of Mac-besturingssysteem. Het dialoogvenster ‘Bewerk werkomgeving’ belet niet dat deze snelkoppelingen worden toegewezen aan een palet of aan een gereedschap. Als dit gebeurt, zal de Windows- of Mac-snelkoppeling meestal de snelkoppeling die is toegewezen in Vectorworks overschrijven.
Als een item meer dan een keer aan een menu, een palet of een set wordt toegevoegd, wordt het item op beide locaties weergegeven. Selecteer het ongewenste dubbele gereedschap/commando en druk op de delete-toets om het te verwijderen.
4. Klik op OK.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~