|
Online videotraining: Lijnarceringen via het Kenmerkenpalet Online videotraining (vorige versie): Lijnarceringen via het Hulpbronnenpalet |
Om associatieve lijnarceringen te kennen aan specifieke objecten, gebruikt u het Kenmerkenpalet of het Hulpbronnenbeheer. Aan sommige objecten kunt u lijnarceringen toekennen bij het instellen van de objectkenmerken.
U kunt lijnarceringen ook als kenmerk toewijzen via de klasse van het object (zie Kenmerken van een klasse toekennen) of via het gereedschap Pipet (zie Kenmerken overdragen).
Om een associatieve lijnarcering toe te kennen via het Kenmerkenpalet:
1. Selecteer het object en kies in het kenmerkepalet de optie ‘Lijnarcering’ voor het type vulling.
Als er geen lijnarceringen zijn gedefinieerd en de optie Toon standaardhulpbronnen niet is aangevinkt in het tabblad Algemeen van de Vectorworksvoorkeuren, wordt u gevraagd om een lijnarcering te definiëren en toe te voegen.
2. Om een andere hulpbron te selecteren, klikt u op huidige hulpbron onder Lijnarcering. Dubbelklik vervolgens in de Hulpbronnenkiezer op een lijnarcering om deze aan het geselecteerde object toe te kennen.
3. Om de instellingen van de huidige lijnarcering aan te passen, klikt u in het Kenmerkenpalet op de knop Instellingen lijnarcering naast de naam van de geselecteerde lijnarcering.
Het dialoogvenster ‘Lijnarcering’ wordt geopend.
Klik hier om de velden te tonen /te verbergen.
4. Klik eventueel op Voorvertoning om het effect van de aanpassingen in uw tekening te zien.
Om een associatieve lijnarcering via het Hulpbronnenbeheer toe te kennen:
1. Selecteer het object waaraan u de lijnarcering wilt toekennen.
2. Klik met de rechtermuisknop op de hulpbron in het Hulpbronnenbeheer en selecteer in het contextmenu de optie Gebruik. OF: Dubbelklik op de hulpbron of sleep de hulpbron naar het object om de lijnarcering eraan toe te kennen.
De instellingen voor de vulling kunt u bewerken via het Kenmerkenpalet.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~