Parametersets Pset_XxxxXxxx) dienen om groepen van individuele gegevensvelden, ofwel eigenschappen, aan IFC-entiteiten toe te kennen. Parametersets kunnen op een specifieke IFC-entiteit toegespitst zijn, zoals P_setWallCommon op IfcWall, of meer algemeen op eender welke IFC-entiteit van toepassing zijn. Sommige parametersets en hun waarden zijn expliciet voorgedefinieerd en opgenomen in de IFC-specificatie; op deze parametersets is de benaming Pset_Xxx van toepassing.
Naast deze specifieke en voorgedefinieerde gegevenssets die deel uitmaken van het standaard IFC-schema, kunt u ook informatie aan een symbooldefinitie koppelen onder de vorm van een record. Vervolgens kunt u de recordgegevens gebruiken als een gegevensset op maat voor IFC.
Dankzij de flexibele gebruiksmogelijkheden van IFC kan elke gebruiker zijn eigen gegevens insluiten en uitwisselen, zelfs als ze niet expliciet geïdentificeerd zijn in de IFC-specificatie. Gegevenssets op maat moeten wel beantwoorden aan bepaalde technische coderingsnormen. Ze moeten unieke en geschikte namen hebben: de namen mogen niet in gebruik zijn door specifieke gegevenssets of beginnen met “Pset_”.
Om samenwerken te vergemakkelijken, beschikt de Vectorworks Software Developer’s Kit (SDK) over functies waarmee u gegevenssets op maat kunt creëren via het programma of door een XML-bestand te importeren dat de gegevensset definieert. Meer informatie over SDK vindt u op developer.vectorworks.net.
Als u beschikt over een Vectorworks-uitbreidingsmodule, dan kunt u daarnaast ook IFC-gegevenssets op maat creëren zoals hieronder beschreven.
Om een gegevensset op maat te gebruiken, creëert u eerst het record waarmee u de gegevens definieert die u in IFC-formaat wenst vast te leggen en uit te wisselen. De naam van het record zal ook gebruikt worden als de naam van de gegevensset op maat. Geef aan records die bedoeld zijn voor IFC-export, het prefix VwPset_ of ePset_, of een naam die bepaald is door een specifieke Model View Definition (MVD) of Exchange Requirement (ER). De namen van records zijn hoofdlettergevoelig en mogen geen spaties bevatten (gebruik indien nodig een onderstrepingsteken). Gebruik bijvoorbeeld een record met de naam “ePset_MyData”.
Het record kan een onbepaald aantal velden bevatten, die elk gedefinieerd worden door een veldnaam en -type (zie Een nieuw record creëren). De veldtypes worden automatisch omgezet naar equivalente types voor IFC-waarden. Bijvoorbeeld:
Veldtype |
Type IFC-waarde |
Geheel getal |
IfcInteger |
Booleaans |
IfcBoolean |
Tekst |
IfcText |
Reëel getal |
IfcReal |
Zie Types voor IFC-waarden voor meer specifieke types voor IFC-waarden.
Standaardveldwaarden worden niet ingesloten wanneer u het record naar een IFC-gegevensset omzet. Laat daarom de standaardwaarden voor de veldtypes Geheel getal, Booleaans, Tekst en Keuzelijst leeg. Geef voor velden van het type Reëel getal 0 (nul) in als standaardwaarde.
Het record wordt weergegeven in het Hulpbronnenbeheer, in de categorie Records. Net als andere hulpbronnen kunt u records uitwisselen tussen bestanden door gebruik te maken van de import- en exportfuncties van het Hulpbronnenbeheer.
Na het creëren van een record op maat kunt u het record omzetten naar een IFC-parameterset en de informatie koppelen aan een object, groep, symbooldefinitie of symboolinvoeging.
Een Pset op maat kan via IFC-gegevensomzetting ook automatisch worden gekoppeld bij het creëren van specifieke objecten (zie Het Gegevensbeheer gebruiken).
Naast de records op maat die u eventueel heeft gecreëerd, kunt u ook bestaande records gebruiken die reeds Psets bevatten, zoals records die gekoppeld zijn aan BIM-objecten.
Om IFC-gegevens op maat toe te kennen:
1. Selecteer het object, de groep of het symbool waaraan u IFC-gegevens wilt toekennen.
2. Zoek de gekoppelde IFC-gegevens op via het tabblad Gegevens van het Infopalet (of klik op Koppel IFC-gegevens om ze te koppelen). Indien niet-standaard IFC-gegevens gekoppeld zijn, klikt u op de knop Parametersets op maat.
Of: gebruik het commando IFC-gegevens om het IFC-objecttype te bepalen zoals beschreven in IFC-gegevens toekennen aan objecten. Klik in het dialoogvenster ‘IFC-gegevens’ op de knop Beheer eigenschappensets op maat.
Het dialoogvenster 'Beheer eigenschappensets op maat' wordt geopend.
3. Klik in de kolom Gebruik om een of meer records te selecteren. Alle geselecteerde records worden aangeduid met een vinkje.
4. Klik op OK om terug te keren naar het Infopalet of naar het dialoogvenster ‘IFC-gegevens’.
De geselecteerde records op maat worden weergegeven in de lijst IFC-entiteiten/parametersets.
5. Selecteer de Pset op maat via het tabblad Gegevens en klik erop om de set aan te vinken (of plaats een vinkje in de kolom Gebruik wanneer u vanuit het dialoogvenster ‘IFC-gegevens’ werkt). Een vinkje geeft aan dat de Pset aan het object gekoppeld is.
Als u het vinkje van een Pset op maat verwijdert, wordt het record niet aan het object gekoppeld. Het records blijft wel in de lijst met Psets staaan. Om een record uit de lijst te verwijderen, selecteert u het record en klikt u op de knop Ontkoppel. Als u vanuit dialoogvenster ‘IFC-gegevens’ werkt, klikt u op de knop Beheer eigenschappensets op maat en verwijdert u het vinkje bij het record in de kolom Gebruik. Wanneer er een waarschuwing verschijnt, klikt u op OK om te bevestigen dat u de Pset voor dit object wenst te verwijderen.
6. In het onderste deel van het Infopalet (of van het dialoogvenster ‘IFC-gegevens’) staan de eigenschappen die vervat zitten in de Pset op maat. Selecteer elke eigenschap om er een waarde aan toe te kennen.
Selecteer het object om via het tabblad Gegevens van het Infopalet de gekoppelde IFC-gegevens te bekijken en eventueel te wijzigen (zie IFC-gegevens bekijken en wijzigen).
De parameterset wordt bewaard in het huidige bestand. Als u de parameterset op maat ook in een ander bestand of project wenst te gebruiken, exporteert u het record naar het andere bestand en herhaalt u de vorige stappen om IFC-gegevens aan objecten te koppelen.
Als de types die automatisch aan de waardevelden op maat worden toegekend, niet specifiek genoeg zijn, kunt u aan elk veld van uw record op maat een veld koppelen dat de IFC-waarde (IfcValue) van het recordveld bepaalt. Elk paar moet hetzelfde type veld hebben.
Een record kan bijvoorbeeld drie velden bevatten met de volgende informatie over een reeks objecten:
● Productcode (zoals AB-124)
● Of het object is opgenomen in de tabellen (waar of onwaar)
● Prijs per eenheid (zoals 75,00)
Creëer voor elk veld met objectgegevens een partnerveld dat het type waarde voor het veld aangeeft. Dit zou een totaal van zes recordvelden opleveren voor dit voorbeeld.
Veldparen |
Type |
Productcode IfcIdentifier |
Tekst Tekst |
In tabellen IfcBoolean |
Booleaans Booleaans |
Kost per eenheid IfcReal |
Reëel getal Reëel getal |
Als u een record met simpele velden (Tekst/Booleaans/Reëel getal) definieert zonder partnervelden, wordt het Type bepaald door het recordveld Type.
Zorg ervoor dat het type waarde voor het IFC-veld en het recordveld overeenstemt met het soort informatie in het veld, zoals een gewoon getal, de keuze tussen WAAR of ONWAAR, een tekst of label, of een afmeting. De mogelijke types in Vectorworks zijn: Geheel getal, Booleaans, Tekst, or Reëel getal. De Veldnaam voor een type IFC-waarde moet gebaseerd zijn op de IFC-specificatie voor de verschillende types van waarden (IfcValue), zoals opgesomd in onderstaande lijst:
Type IFC-waarde |
Type Vectorworks recordveld en omschrijving |
IfcSimpleValue |
Dit zijn de meest gebruikte types |
IfcInteger |
Integer: een geheel getal tussen -32.7568 en 32.767 |
IfcReal |
Reëel getal: een geheel of decimaal getal |
IfcBoolean |
Booleaans: keuze tussen WAAR of ONWAAR |
IfcLogical |
Booleaans: keuze tussen WAAR, ONWAAR of ONBEKEND |
IfcIdentifier |
Tekst: tekst voor het ID, gewoonlijk een combinatie van alfanumerieke karakters en symbolen |
IfcLabel |
Tekst: tekst voor de naam, gewoonlijk een verzameling van alfanumerieke karakters |
IfcText |
Tekst: een beschrijvende tekst van maximum 255 karakters |
IfcMeasureValue |
De volledige lijst vindt u terug in de IFC-specificatie |
IfcAreaMeasure |
Reëel getal: een afmeting van een zone |
IfcLengthMeasure |
Reëel getal: een afmeting |
IfcMassMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcThermodynamicTemperatureMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcTimeMeasure |
Geheel getal of Reëel getal: een algemeen getal |
IfcVolumeMeasure |
Reëel getal: een volume |
IfcDerivedMeasureValue |
De volledige lijst vindt u terug in de IFC-specificatie |
IfcEnergyMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcIlluminanceMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcPowerMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcThermalTransmittanceMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
IfcTimeStamp |
Geheel getal of Reëel getal: een algemeen getal |
IfcLuminousIntensityDistributionMeasure |
Reëel getal: een algemeen of decimaal getal |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~