DesignSeries00015.pngDetailaanduidingen bewerken

U kunt het object waarmee u een detailzichtvenster hebt bijgesneden (de detailaanduiding), bewerken: ofwel om de kenmerken van de de detailaanduiding zelf te veranderen ofwel om de weergave van het detailzichtvenster dat gekoppeld is aan de detailaanduiding, te veranderen. De bewerking is afhankelijk van de plaats waar de detailaanduiding gecreëerd is. Als de aanduiding op een ontwerplaag is gemaakt, selecteer dan de aanduiding en bewerk deze rechtstreeks. Als de aanduiding in de aantekeningenruimte van een zichtvenster is gemaakt, selecteer dan het zichtvenster en bewerk de aantekeningen (zie Een detailaanduiding in een zichtvenster bewerken).

Als in de voorkeuren van het document de optie Automatische gegevenskoppeling is aangevinkt en u het veld Nummer detailzichtvenster wijzigt, zal het veld voor de referentieaanduiding van het zichtvenster automatisch gewijzigd worden en vice versa. Als bovendien voor de detailaanduiding de optie Automatisch invullen is geselecteerd, zal het veld Nummer detailzichtvenster automatisch overgenomen worden door de detailaanduiding.

Er zijn verschillende manieren om een detailaanduiding te bewerken:

        Gebruik het Kenmerkenpalet om de kleur, de dikte of het type lijn van een detailaanduiding te wijzigen.

        Gebruik het Infopalet om de instellingen van het object te wijzigen (zie Detailaanduidingen).

        Gebruik het menu Tekst om de tekstkenmerken van de aanduiding te wijzigen (of er een tekststijl aan toe te kennen).

        Gebruik het gereedschap Selectie om de positie van de detailaanduiding aan te passen of om de volledige detailaanduiding te verplaatsen.

U kunt ook de vorm of de locatie van de aanduiding aanpassen, wat de inhoud van het detailzichtvenster waaraan de aanduiding is gekoppeld, zal wijzigen. Als er meerdere exemplaren van eenzelfde detailaanduiding in de tekening staan, worden alle exemplaren tegelijkertijd bijgewerkt.

        Gebruik het gereedschap Vervorm object om de vorm van de detailaanduiding te wijzigen.

Een detailaanduiding in een zichtvenster bewerken

Commando

Locatie

Bewerk zichtvenster

        Bewerk

        Contextmenu

Als de aanduiding in het zichtvenster is geselecteerd, dan kunt u de aanduiding niet rechtstreeks bewerken omdat het zicht in de aantekeningenruimte van het zichtvenster bevindt.

Om een detailaanduiding in een zichtvenster te bewerken:

1.      Selecteer het originele zichtvenster en selecteer dan het commando. Het dialoogvenster ‘Zichtvenster’ wordt geopend.

2.      Duid de optie Aantekeningen aan om de bewerkmodus voor de aantekeningen te activeren.

Of: klik met de rechtermuisknop op een zichtvenster en selecteer het commando Bewerk aantekeningen in het contextmenu.

Een oranje rand om de tekening geeft aan dat u het zichtvenster kunt bewerken. Het commando Verlaat aantekeningen wordt beschikbaar in het menu Bewerk en in de rechterbovenhoek van de tekenzone vindt u de knop Verlaat aantekeningen.

3.      Selecteer de detailaanduiding en maak de gewenste wijzigingen. De parameters in het Infopalet zijn beschreven in Eigenschappen van automatisch en manueel gecreëerde detailaanduidingen.

4.      Klik op Verlaat aantekeningen om terug te keren naar de presentatielaag.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Detailaanduidingen

Zichtvensters bewerken

Instellingen van zichtvensters

Status van een zichtvenster

Zichtvensters bijwerken

Objecten vervormen