|
Online videotraining: DWG importeren in Vectorworks |
De procedures voor het importeren van DXF/DWG- en DWF-bestanden zijn haast identiek. Wanneer u een DWF importeert, worden de tekenobjecten eerst geconverteerd naar DXF/DWG en vervolgens omgezet naar het Vectorworksformaat (VWX). Wijzig de importinstellingen om een maximale integriteit van het bestand te waarborgen. Het maakt niet uit of u één bestand of meerdere bestanden importeert, de instellingen blijven dezelfde.
Het eerste dialoogvenster, ‘Importeer DXF/DWG-bestand’ (of ‘Importeer DWF-bestand’) bevat belangrijke basisinstellingen. Als u niet tevreden bent met de importresultaten op basis van deze instellingen, doorloopt u de importprocedure opnieuw en klikt u op de knop Geavanceerd. Hierdoor wordt een nieuw dialoogvenster geopend met bijkomende importinstellingen.
Opties die niet van toepassing zijn op het huidige bestand worden grijs weergegeven en zijn voorzien van meer uitleg. Als het te importeren bestand bijvoorbeeld geen punten bevat, zullen de parameters in deze sectie niet beschikbaar zijn en verschijnt de melding “Er werden geen Points teruggevonden”.
Als het bestand geen echte lijndiktes gebruikt, kunt u de DXF/DWG-lijnkleuren omzetten naar Vectorworks lijndiktes voor de import (in het dialoogvenster Ken lijndikte toe aan kleuren’).
Bovendien kunt u veelgebruikte instellingen bewaren als een set. Hierdoor zal het publiceren sneller en eenvoudiger verlopen.
In de dialoogvensters ‘Importeer DXF/DWG-bestand’ en ‘Importeer DWF-bestand’ vindt u de basisinstellingen voor import.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Instellingen |
● Standaard: Selecteer deze optie om de standaard instellingen in het dialoogvenster in te vullen. ● <Actieve instellingen> Selecteer deze optie om de huidige instellingen in het dialoogvenster te gebruiken (deze optie wordt automatisch geselecteerd wanneer u een standaard instelling wijzigt). ● Bewaarde sets: Om een eigen set van instellingen te gebruiken, selecteert u de naam van de set uit de keuzelijst. |
Eenheden Model Space |
|
Gebruik vastgestelde eenheden |
Als de te importeren bestanden dezelfde eenheid gebruiken, zal deze eenheid hier worden weergegeven samen met het formaat (bijvoorbeeld Decimaal). Gebruiken de te importeren bestanden verschillende eenheden, dan komt hier de tekst <Meerdere bestanden met verschillende eenheden> te staan. In de meeste gevallen is het aangeraden om de vastgestelde eenheden te gebruiken voor de import. Als een of meer van de te importeren bestanden geen eenheden bevatten, kunt u de optie Voor DXF/DWG-bestand zonder eenheden instellen. Selecteer de gewenste eenheden uit de keuzelijst. |
Gebruik opgegeven eenheden voor DXF/DWG- (of DWF-) import |
Selecteer deze optie als u andere eenheden wilt gebruiken dan de eenheden die in de te importeren bestanden aanwezig zijn. Selecteer ook de gewenste eenheden uit de keuzelijst. In de velden Verhouding eenheden wordt aangegeven welke schaalfactor van toepassing is (bijvoorbeeld 1 DXF/DWG-eenheden = 1mm). |
Vectorworkseenheden aanpassen aan opgegeven DXF/DWG- (of DWF-) eenheden |
Vink deze optie aan om de eenheden van het Vectorworksdocument aan te passen aan die van het DXF/DWG- of DWF-bestand; dit heeft geen invloed op de fysieke grootte van de geïmporteerde objecten. Deze instelling is uitgeschakeld wanneer u het DXF/DWG-bestand importeert via een abonnement. Als een DXF/DWG- of DWF-bestand feet en inches gebruikt, terwijl het Vectorworksdocument meters gebruikt, dan zal een maatlijn van 10 feet in het originele bestand 3,048 m meten in het geïmporteerde bestand. Vink deze optie aan als u wenst dat de geïmporteerde tekening hetzelfde is als het origineel. U kunt ook importeren met de optie om de maatlijnen om te zetten naar groepen (zie Geavanceerde importinstellingen: Categorie Blocks) als u wenst dat het document in de huidige eenheden blijft, maar u toch wenst dat de afmetingen er hetzelfde uitzien als in het originele bestand. |
Dit bestand bevat geogerefereerde geometrie (Vectorworks Architectuur of Landschap vereist) |
Duid deze optie aan als u een opmetingsbestand wilt importeren. Het bestand wordt geïmporteerd met het coördinatensysteem uit het dialoogvenster ‘Georeferentie document’. De geïmporteerde geometrie wordt correct rond het gegeolokaliseerde interne nulpunt van het bestand ingevoegd. De geolocatie van het opmetingsbestand blijft behouden en wordt in de buurt van het nulpunt geplaatst voor de hoogste nauwkeurigheid. Met de opties in Geavanceerde importinstellingen: Categorie GIS kunt u het coördinatensysteem verder instellen. Deze optie is alleen beschikbaar voor het importeren van een enkel bestand en niet beschikbaar voor gegroepeerde import van bestanden. |
Abonnement |
Vink deze optie aan om u te abonneren op het oorspronkelijke DXF/DWG- of DWF-bestand (bronbestand), zodat de geïmporteerde objecten worden bijgewerkt zodra er wijzigingen zijn aan het bronbestand. Zie DXF/DWG- en DWF-abonnementen voor meer informatie over abonneren. |
Absoluut pad |
Selecteer deze optie om het absolute pad van het masterbestand te bewaren. Kies voor een absoluut pad als u zeker bent dat het bronbestand niet van locatie zal veranderen. |
Relatief pad |
Selecteer deze optie om het pad van het masterbestand te bewaren in verhouding tot het Vectorworks doelbestand. Een relatief pad kunt u alleen selecteren als het bronbestand zich op hetzelfde volume bevindt als het doelbestand. Kies voor een relatief pad als het doelbestand en het bronbestand in de toekomst naar een ander volume kunnen worden verplaatst. |
Bewaar abonnementsgegevens in bestand |
Vink deze optie aan om een kopie van de abonnementgegevens in het actieve document te bewaren. Als deze optie niet is aangevinkt, wordt er geen kopie van de genoemde gegevens opgeslagen in het bestand, wat betekent dat het doelbestand kleiner zal zijn en dat de gerefereerde data worden bijgewerkt op het moment dat het doelbestand wordt geopend. |
Automatisch bijwerken |
Vink deze optie aan om het abonnement bij te werken telkens wanneer het Vectorworksbronbestand wordt geopend. Als deze optie is uitgeschakeld, wordt het abonnement alleen bijgewerkt wanneer u op de knop Bijwerken klikt op het tabblad Abonnementen van het dialoogvenster ‘Organisatie’. |
Geavanceerd |
Klik op deze knop om de geavanceerde importinstellingen te openen. Als de basisinstellingen niet volstaan om het gewenste resultaat te bekomen, kunt u de import verder specificeren aan de hand van de bijkomende instellingen in de verschillende categorieën, zoals hieronder beschreven. |
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Instellingen |
● Standaard: Selecteer deze optie om de standaard instellingen in het dialoogvenster in te vullen. ● <Actieve instellingen> Selecteer deze optie om de huidige instellingen in het dialoogvenster te gebruiken (deze optie wordt automatisch geselecteerd wanneer u een standaard instelling wijzigt). ● Bewaarde sets: Om om een eigen set van instellingen te gebruiken, selecteert u de naam van de set uit de keuzelijst. |
Klik op deze knop om de opgegeven instellingen als een set te bewaren zodat u ze later opnieuw kunt toepassen. |
|
Klik hier om het dialoogvenster ‘Sets’ te openen om een bewaarde set te hernoemen of te verwijderen. Selecteer een naam in de lijst en klik vervolgens op één van de knoppen. ● Andere naam: Geef een nieuwe naam op voor de set. Als de opgegeven naam reeds bestaat, wordt uw bevestiging gevraagd om de reeds bestaande set door de nieuwe set te vervangen. ● Verwijder: Klik op deze knop om de geselecteerde set te verwijderen. Er verschijnt een nieuw venster waarin u gevraagd wordt om bevestiging. |
Afhankelijk van de coördinaten van het geïmporteerde bestand, kunnen objecten in het bestand ver van het interne nulpunt liggen, wat problemen kan geven bij een OpenGL-rendering en met de rekennauwkeurigheid vanwege afrondverschillen. Het is aangeraden om de tekening bij het importeren te centreren op het interne nulpunt en de bestanden die u daarna importeert uit te lijnen met het eerst geïmporteerde bestand. Normaal gesproken valt het interne nulpunt samen met het midden van de pagina, zodat bij het importeren de objecten ook worden gecentreerd op het midden van de pagina.
Soms worden DXF/DWG- of DWF-tekeningen opgesplitst en opgeslagen als aparte bestanden, zoals verschillende gebieden van een groot stadsplan. Als er meerdere bestanden zoals deze in één bestand worden geïmporteerd, is het nodig de coördinaten van de deelbestanden uit te lijnen en hun schalen gelijk in te stellen. De aanbevolen workflow is om het eerste bestand te importeren met de instelling Centreer het eerst geïmporteerde bestand en lijn alle volgende daarop uit (aanbevolen) in de categorie Plaatsbepaling.
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Centreer het eerst geïmporteerde bestand en lijn alle volgende daarop uit (aanbevolen) |
Selecteer deze optie om de eerste tekening bij het importeren te centreren op het interne nulpunt en de bestanden die u daarna importeert uit te lijnen met het eerst geïmporteerde bestand. Het gebruikersnulpunt wordt indien nodig verplaatst, zodat alle coördinaten en metingen ongewijzigd verschijnen. Normaal gesproken valt het interne nulpunt samen met het midden van de pagina, zodat bij het importeren de objecten ook worden gecentreerd op het midden van de pagina. |
Centreer op het interne nulpunt |
Selecteer deze optie om het geïmporteerde bestand te centreren op het interne nulpunt van Vectorworks. Het gebruikersnulpunt wordt indien nodig verplaatst, zodat alle coördinaten en metingen ongewijzigd verschijnen. Alleen voor objecten uit dit geïmporteerde bestand kan het gebruikersnulpunt worden verlegd en kunnen voor objecten uit eerder of nadien geïmporteerde bestanden het gebruikersnulpunt zijn verplaatst. Objecten uit andere geïmporteerde bestanden hebben misschien niet hetzelfde (relatieve) gebruikersnulpunt. |
Lijn uit op het gebruikersnulpunt |
Selecteer deze optie om objecten te importeren ten opzichte van het actuele gebruikersnulpunt. Merk op dat sommige geïmporteerde objecten misschien niet op de pagina zullen worden weergegeven. Als objecten ver van het interne nulpunt liggen, kan de berekening problemen opleveren. |
Lijn uit op het interne nulpunt |
Selecteer deze optie om de geïmporteerde objecten ten opzichte van het interne nulpunt te plaatsen, maar het gebruikersnulpunt niet te verleggen. De coördinaten van de objecten van het geïmporteerde bestand kunnen na het importeren gewijzigd zijn. |
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Omzetting 2D/3D |
|
Importeer 2D/3D-objecten als |
Selecteer hoe u de objecten wenst te importeren. Meestal zult u de optie ‘2D en 3D’ gebruiken: Vectorworks zet dan alle objecten die ‘er uitzien als’ 2D-objecten om naar 2D-objecten. De overblijvende objecten worden in 3D geïmporteerd. Om 3D-versies van objecten uit AutoCAD Architectuur te importeren (bijvoorbeeld muren en deuren), selecteert u de optie 3D voor Architectural Objects in het dialoogvenster ‘Importeer DXF/DWG- of DWF-bestanden’. Om zowel 2D- als 3D-versies van de objecten te importeren, dient u het importproces twee keer te doorlopen: één keer met de optie 3D en één keer met de optie 2D. Let op: Vectorworks ondersteunt geen 3D-tekst. Bijgevolg wordt de tekst in 3D-symbolen mogelijk verwijderd als u de optie ‘2D en 3D’ selecteert. Dit zal het geval zijn wanneer de actieve laag is ingesteld op ‘Schermvlak’. Stel de actieve laag in op ‘Ontwerplaagvlak’ om de tekst in 3D-symbolen wel te importeren. Objecten die evenwijdig liggen met de actieve laag en een bepaalde dikte hebben, zullen worden geïmporteerd als 3D-objecten, zelfs al werden ze zo misschien niet ontworpen. Indien u problemen ondervindt, importeert u best alle objecten in 2D. U zult een waarschuwing krijgen als bepaalde objecten hierdoor vervormd worden, bijvoorbeeld 3D-symbolen met een 3D-rotatie. Als het bestand dat uw wilt importeren, enkel een 3D-model bevat, gaat u best voor de optie ‘3D’. Zo niet worden sommige onderdelen van complexe objecten mogelijk omgezet in 2D. Het kan voorvallen dat geen van deze opties ideaal is voor alle objecten die u wilt omzetten. Kies in dat geval de optie die het beste resultaat oplevert voor het grootste aantal objecten. |
2D/3D-conversieresolutie |
Selecteer de conversieresolutie die u wilt gebruiken voor het importeren van zowel 2D- als 3D-objecten. Standaard wordt de conversieresolutie gebruikt die in de Vectorworksvoorkeuren is ingesteld (zie Voorkeuren Vectorworks: tabblad Tekenmethode en Voorkeuren Vectorworks: tabblad 3D). Let op: hoge resoluties kunnen het resultaat negatief beïnvloeden. Deze parameter is niet beschikbaar bij het importeren van DWF-bestanden. |
Model Space |
Nadat de eenheden bepaald zijn, stelt u de schaal in waarmee het geïmporteerde bestand wilt weergeven. De schaal van de model space is een belangrijk gegeven: het beïnvloedt de schaal van de lijnstijlen en de omzetting van de polylijnen met diktes (reële lijndiktes) naar Vectorworks lijndiktes. Als de schaal of het tekenformaat incorrect ingesteld zijn, kan het lijken alsof sommige polylijnen een verkeerde lijndikte hebben. Ook kunnen sommige lijnstijlen te lang of te kort uitvallen. |
Aanpassen aan tekenformaat |
Selecteer deze instelling om de schaal automatisch aan te passen aan het tekenformaat. Vectorworks bepaalt de schaal op basis van de begrenzing van alle objecten in model space; de schaal wordt zo gekozen dat alle objecten binnen het gekozen formaat passen. |
Schaal naar keuze |
Selecteer deze instelling om de schaal manueel in te stellen. Klik op de knop Verschaal om het dialoogvenster ‘Schaal ontwerplaag’ te openen. Selecteer hier de gewenste schaal. (De optie Alle lagen en Tekst zijn niet van toepassing op DXF/DWG-bestanden.) Klik op OK om terug te keren naar het tabblad ‘Primaire instellingen’. De gekozen schaal wordt weergegeven. |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Set omzettingen |
Selecteer een omzettingenset om de Vectorworks klassen en lagen tijdens de import om te zetten naar een specifieke standaard voor de benaming van layers. |
Beheer |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Omzettingen’ te openen en omzettingensets te creëren, bewerken en hernoemen (zie Namen van lagen en klassen omzetten). |
Importeer layers als |
DXF/DWG-layers lijken namelijk meer op Vectorworksklassen dan op Vectorworkslagen. Meestal gebruikt u de instelling: ‘Importeer DXF/DWG-layers als: Klassen’. Binnen het DXF/DWG-bestandsformaat bestaat er geen equivalent voor Vectorworkslagen. Wanneer u DXF/DWG-layers toch als Vectorworkslagen importeert, krijgt u mogelijk een waarschuwing. Problemen kunnen ontstaan wanneer sommige objecten in symbolen of groepen hun oorspronkelijke laag zouden verlaten en op de laag van het symbool of de groep zouden terechtkomen. Eenvoudige bestanden zonder blokken of bestanden waarin de objecten in een blok als eigenschap “by block” hebben, zouden geen problemen mogen geven. |
Voorvoegsel voor layers |
Vink deze optie aan om geïmporteerde DXF/DWG- of DXF-layers in Vectorworksklassen en -lagen te groeperen aan de hand van een voorvoegsel. Dit helpt om de geïmporteerde layers gemakkelijk te kunnen identificeren. Geef een voorvoegsel in. Afhankelijk van hoe u de “DXF/DWG-layers” importeert, als lagen of als klassen, wordt het prefix, gevolgd door een koppelteken, toegevoegd aan het begin van de naam van de klasse of van de laag. |
Importeer Rays en XLines in de klasse Hulplijnen |
“Rays” en “XLines” zijn DXF/DWG- of DWF-objecten die gelijken op de hulplijnen in Vectorworks. Een “ray” start op een bepaald punt en loopt in één richting door tot in het oneindige. Een “XLine” heeft een vast ankerpunt en is oneindig lang in beide richtingen. Vink de optie Importeer Rays en XLines in de klasse Hulplijnen aan om “rays” en “Xlines” om te zetten in hulplijnen (met een vast begin- en eindpunt). Dankzij deze optie kunt u geïmporteerde “rays” en “Xlines” tonen en te verbergen door de hulplijnen te tonen of te verbergen. |
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Kleuren en lijndiktes |
De meeste DXF/DWG-bestanden gebruiken geen echte lijndiktes, hoewel dit stilaan verandert. Het is gebruikelijk om lijndiktes aan te geven door middel van kleuren. Er bestaan enkele normen waarin de omzetting van lijndiktes naar kleuren is vastgelegd, maar deze worden vaak niet gevolgd. Tijdens het exporteren van een Vectorworksbestand worden automatisch de geïndexeerde kleuren gebruikt, tenzij het bestand uit een vorige export of import een verborgen bestand met andere normen heeft overgehouden. Het importeren van een bestand in Vectorworks verloopt niet volgens de geïndexeerde omzettingen. Vectorworks zal in de plaats daarvan een logische lijndikte toekennen aan alle kleuren en u uitnodigen om de reële omzettingen zelf te bepalen. U kunt de omzettingen van kleur naar lijndikte zelf opgeven door de optie Ken lijndikte toe aan kleuren aan te vinken. Kies de gewenste kleuromzetting tijdens het importeren en overleg eventueel samen met de auteur van het bestand over de juiste lijndiktes. Vink eventueel de optie Zet kleuren om naar zwart-wit aan. Hierdoor worden de gekleurde lijnen in Vectorworks als zwarte lijnen geïmporteerd (of witte lijnen als de achtergrond zwart is). Hou er rekening mee dat de meeste DXF/DWG- en DWF-bestanden gecreëerd werden met een zwarte achtergrond en dat de kleuren bijgevolg misschien niet goed uitkomen op een witte achtergrond. Als u beschikt over een relatief recente versie zijn deze opties wellicht overbodig. Vanaf de DXF/DWG-versie 2000 wordt de informatie voor kleuromzetting opgeslagen in .ctb-bestanden, maar kunnen ook reële lijndiktes worden toegekend. ● Indien Vectorworks bij het importeren geen .ctb-bestand detecteert en het geïmporteerde document echte lijndiktes gebruikt, wordt de optie Ken lijndikte toe aan kleuren automatisch uitgeschakeld. De lijndiktes worden dan exact in Vectorworks overgenomen. ● Indien het geïmporteerde bestand geen .ctb-bestand en geen lijndiktes bevat, wordt de optie Ken lijndikte toe aan kleuren automatisch ingeschakeld. Klik op OK om dialoogvenster ‘Ken lijndikte toe aan kleuren’ te openen. Hierin kunt u de omzettingen manueel indexeren. Alle kleuren worden standaard toegekend aan eenzelfde lijndikte of ze volgen de laatst gekozen omzettingen tijdens de huidige Vectorworkssessie. Als Vectorworks een ctb-bestand detecteert, wordt de optie Ken lijndikte toe aan kleuren automatisch ingeschakeld. Op basis van het ctb-bestand wordt in het dialoogvenster ‘Ken lijndikte toe aan kleuren’ een kleurenomzetting voorgesteld door Vectorworks (meermaals gebruikte lijndiktes staan schuingedrukt). Deze indexatie kunt u eventueel nog manueel aanpassen. Als u een bewaarde set instellingen voor het importeren gebruikt, zal het ctb-bestand alle kleuromzettingen in uw bewaarde instellingen vervangen. Verwijder het .ctb-bestand uit de DXF/DWG- of DWF-map om in de plaats daarvan de bewaarde instellingen te gebruiken. |
Lijnstijlen |
Bij het importeren van sommige bestanden ontstaan problemen met de schaal van lijnstijlen. Vink daarom de optie Verschaal alle lijnstijlen met factor: aan om de schaal van de geïmporteerde lijnstijlen manueel aan te passen. De aanbevolen factor wordt weergegeven. De lijndikte wordt hierdoor niet veranderd. Vectorworks zet extreem smalle lijnstijlen om naar volle lijnen. Dit is om te voorkomen dat het weergeven of afdrukken van het bestand uitzonderlijk veel tijd in beslag zou nemen. Welke lijnstijlen precies worden omgezet, kunt u bepalen via de optie Importeer als volle lijn indien tussenruimte kleiner is dan:; stippellijnen met spaties kleiner dan of gelijk aan de opgegeven waarde veranderen in volle lijnen. (Gebruik hiervoor de document-eenheden.) |
Texturen |
Wanneer u deze optie aanvinkt, worden texturen en textuuromzettingen geïmporteerd uit AutoCad. U kunt zowel kleuren als textuurcomponenten op basis van afbeeldingen importeren. Voor textuurcomponenten op basis van afbeeldingen dient u de afbeelding mee te importeren. De Vectorworksbibliotheek voor texturen biedt momenteel geen ondersteuning voor de volgende types textuurcomponenten: dambord, verlopen, marmer, ruis, stippels, motieven en hout. Wanneer u een van deze types importeert, zal Vectorworks ter vervanging de opgegeven kleurenshader gebruiken. Daarnaast wordt de AutoCad reflectie “non-metallic” automatisch omgezet naar “plastiek” in Vectorworks. AutoCad “global materials” worden correct geïmporteerd op voorwaarde dat ze geen wijzigingen hebben ondergaan. Indien de materiaaleigenschap van DXF/DWG- of DWF-bestanden ingesteld is op ‘By Block’, kan het zijn dat de uiteindelijke weergave van de geïmporteerde objecten niet volledig overeenstemt met het bronbestand. Vectorworks behandelt deze objecten (in een blok) namelijk verschillend dan AutoCad. Als u nog niet tevreden bent met het uiteindelijke resultaat kunt u de Texturen en textuurcomponenten bewerken via het Hulpbronnenbeheer. |
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Blocks |
|
Negeer block clipping |
Vink deze optie aan om een Clipped Block te importeren als een Vectorworks op normale schaal of zonder schaal, wat heel verschillend kan zijn van de originele afbeelding. Vink deze optie uit om een Clipped Block te importeren als een bijgesneden ontwerplaagzichtvenster (niet beschikbaar in de standaardversie van Vectorworks) of als een bijgesneden ontwerplagenkoppeling. Dit resulteert mogelijk in de creatie van veel lagen in het Vectorworksbestand en de gecreëerde objecten zijn dan niet zo gemakkelijk te hanteren. |
Afmetingen |
|
Zet maatlijnen om naar groepen |
Bij het importeren worden automatisch maatlijnstandaarden op maat gecreëerd die overeenkomen met de maatlijnstijlen in het DXF/DWG- of DWF-bestand. Als u een maatlijn in het DXF/DWG- of DWF-bestand wijzigt nadat de stijl werd toegepast, komen de omgezette maatlijnen mogelijk niet meer overeen met de originele. Vink deze optie aan om de maatlijnen om te zetten naar groepen. Dit kunt u eventueel doen om het uitzicht van het DXF/DWG-bestand te bewaren. |
Block Attributes |
“Attributes” in een DXF/DWG- of DWF-bestand zijn vergelijkbaar met gekoppelde tekst in een Vectorworks bestand. Selecteer hoe de gekoppelde tekst wilt behandelen. Na de import creëert Vectorworks records op basis van de geïmporteerde Attributes. Geïmporteerde Blocks met Attributes worden gekoppeld aan records. Kies de gewenste Behandeling van gekoppelde teksten uit de keuzelijst. Afhankelijk van het bestand dat u importeert, zijn niet alle methodes beschikbaar. |
Behoud uitzicht en koppeling |
Dit is over het algemeen de beste keuze. Deze instelling behoudt zowel het uitzicht van het document als de koppeling van tekst aan symbolen. Merk op: als het bestand zichtbare Attributes bevat, of Attributes die de Attribute-instellingen overschrijven, is deze optie niet beschikbaar. |
Behoud uitzicht |
Dit is de tweede beste keuze. Deze instelling behoudt het uitzicht van het originele bestand, maar zal sommige of alle teksten ontkoppelen van de symbolen. Aanpassingen aan symboolrecordvelden worden niet weerspiegeld in niet-gekoppelde tekst. Door deze optie kan een individueel symbool een mix van gekoppelde en niet-gekoppelde tekst bevatten. |
Behoud zichtbare koppelingen |
Deze instelling is beschikbaar wanneer er onzichtbare ‘Attributes’ werden teruggevonden. Dit type van ‘Attributes’ zal worden omgezet naar een record (niet als een tekst) gekoppeld aan een symbool. Het uitzicht blijft grotendeels behouden. Het voordeel van deze methode is dat gekoppelde tekst behouden blijft voor alle zichtbare Attributes. |
Behoud alle koppelingen |
Deze instelling behoudt de koppeling tussen recordvelden en teksten gekoppeld aan symbolen. Onzichtbare ‘Attributes’ blijven onzichtbaar. Het uitzicht blijft mogelijk niet helemaal behouden, maar de koppeling van tekst aan symbolen wel. |
Verberg alles |
Deze instelling zal alle ‘Attributes’ verbergen bij het importeren. De tekst is nog aan het object gekoppeld via een record, maar is onzichtbaar. |
Groepeer recordvelden |
Iedere Block Attribute wordt geïmporteerd als een recordveld. Vink deze optie aan om deze velden te groeperen in één record. Vectorworks groepeert Attributes in een record als ze dezelfde veldnamen hebben. Als twee Blocks (symbolen) bijvoorbeeld Attributes hebben met ‘kleur’ en ‘nummer’, dan worden beide blocks omgezet naar hetzelfde record. Als een van de blocks de velden ‘kleur’, ‘nummer’ en ‘prijs’, terwijl het andere block maar twee velden van deze drie heeft, dan worden deze blocks omgezet naar aparte records. Wanneer recordvelden worden gegroepeerd, dan wordt de recordnaam samengesteld uit de namen van de eerste paar velden van het record. Vink deze optie aan om één record per veld te creëren, zonder ze te groeperen. Zonder deze groepering gebruikt het record dezelfde naam als het recordveld. |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Punten |
DXF/DWG- of DWF-Points kunnen zich gedragen als loci in een Vectorworksbestand (een tekenhulpmiddel dat niet wordt afgedrukt) of als symbolen die zichtbaar zijn en kunnen worden afgedrukt. Duid aan of u Points wenst te importeren als Loci of Symbolen. Points worden standaard geïmporteerd als symbolen als ze gedefinieerd zijn volgens werkelijke afmetingen (dat wil zeggen ongevoelig voor zoomen en met steeds hetzelfde afdrukresultaat). Points die daarentegen gedefinieerd zijn als een percentage van de pixelgrootte van het tekenvenster (dat wil zeggen, wanneer ze mee variëren met de zoomfactor), worden standaard geïmporteerd als loci. Vink de optie Importeer in de klasse Hulplijnen aan om de symbolen in de klasse ‘Hulplijnen’ te plaatsen. Op deze manier kunt u de symbolen via hun klasse tonen of verbergen. Gebruik het Vectorworks commando Toon/verberg hulplijnen om de klasse in of uit te schakelen. |
MultiLines |
MultiLines hebben eigenschappen die overeenstemmen met Vectorworks muren, zoals onderbrekingen die “hersteld” kunnen worden. Bovendien kunnen MultiLines verbonden worden met andere MultiLines. Deze objecten worden echter ook voor andere doeleinden gebruikt. Selecteer deze instelling dus alleen als u weet dat alle DXF/DWG MultiLines in het DXF/DWG-bestand werden gebruikt als muren. Wanneer u Multilines importeert als muren, moet u mogelijk de hoogtes van de muren aanpassen. Ga hiervoor naar Extra > Selectie op maat, selecteer alle muren en pas hun hoogte aan in het Infopalet. |
Tabellen |
Selecteer de optie Gegroepeerde tekst en lijnen om elke tabel te importeren als een groep van onafhankelijke objecten en tekst die precies de vorm en de structuur van de oorspronkelijke tabel zullen weerspiegelen. Selecteer deze optie als u alleen de grafische weergave van de tabel nodig hebt en niet van plan bent om de tabel of de inhoud ervan te wijzigen. Selecteer de optie Rekenbladen om een rekenblad te creëren en in de tekening te plaatsen. Het rekenblad heeft de eigenschappen van de oorspronkelijke tabel en kan eenvoudig worden aangepast. |
Klik hier om de velden te tonen/te verbergen
Veld |
Omschrijving |
Niet-gebruikte tekenelementen opruimen |
Vink deze optie aan om alle niet-gebruikte blocks, layers, enz. te verwijderen voordat de tekening in het Vectorworksbestand wordt geïmporteerd. Als u alleen bepaalde types elementen wilt opruimen, vinkt u deze optie uit en plaatst u een vinkje bij de gewenste elementen. |
Wanneer u in het dialoogvenster ‘Importeer DXF/DWG-bestand’ of ‘Importeer DWF-bestand’ de optie Dit bestand bevat geogerefereerde geometrie aanvinkt, wordt de categorie GIS toegevoegd aan de geavanceerde instellingen. (Merk op: dit is enkel mogelijk bij het importeren van een enkel bestand, niet bij een gegroepeerde import.)
De extra georeferentie-instellingen zorgen ervoor dat de geometrie wordt geïmporteerd met behulp van het gekozen coördinatensysteem. Dit coördinatensysteem wordt bij het importeren eveneens toegekend aan de laag.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Importeer geometrie d.m.v. het coördinatensysteem van het document |
Meestal kunt u gewoon deze standaardoptie gebruiken. De geometrie wordt dan geïmporteerd en geprojecteerd volgens de georeferentie-instellingen van het document. Zie Georeferenties aan een document toevoegen. |
Importeer geometrie d.m.v. dit coördinatensysteem: |
Selecteer deze optie om zelf het coördinatensysteem voor de geïmporteerde laag en geometrie op te geven. Gebruik deze mogelijkheid als de georeferentie voor het document nog niet is gedefinieerd. Als het document reeds georeferentie-instellingen heeft, is het niet aangeraden om naar een andere coördinatensysteem te importeren omdat dit invloed kan hebben op de geïmporteerde geometrie. Vink in dat geval de optie Pas het coördinatensysteem van het document aan overeenkomstig het DXF/DWG-bestand aan, of geef geen coördinatensysteem op voor de import. |
EPSG/CRS opzoeken |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘EPSG/CRS opzoeken’ te openen en een Well-Known Text(WKT)-coördinatensysteem te selecteren. |
Pas het coördinatensysteem van het document aan overeenkomstig het DXF/DWG-bestand |
Wanneer u zelf een coördinatensysteem opgeeft voor de import zorgt deze optie ervoor dat de georeferentie van het document wordt aangepast naar hetzelfde coördinatensysteem. |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
DXF/DWG of DWF-bestanden importeren
DXF/DWG- en DWF-bestanden importeren