Methode |
Gereedschap |
Gereedschappenset |
Methodes voor het tekenen van een Polylijn |
Buis
|
Irrigatie |
Met behulp van het gereedschap Buis kunt u hoofdleidingen, aftakkingsleidingen en druppelslangen in de tekening plaatsen. (De druppelslang voert het water naar sproeiers over de hele lengte van de buis. Hierin verschilt dit object van de druppeluitlaat, die het water langzaam laat wegsijpelen.) De instellingen van de irrigatiebuizen zijn gebaseerd op standaardbuizen en diameterwaarden uit de catalogus.
Als de methode Verbind automatisch ingeschakeld is, wordt een buis automatisch met bestaande uitlaten of andere irrigatiecomponenten verbonden indien ze elkaar snijden. Als de methode Verbind automatisch uitgeschakeld is, moet u zorgen voor een raakpunt tussen het uiteinde van de buis en een ander component om deze te verbinden. Als u een buis aan een andere buis toevoegt, wordt de reeds bestaande buis in twee gesplitst. Wanneer u een buis over een andere buis tekent zonder deze twee echter te verbinden, maakt de bovenliggende buis een overbrugging om aan te geven dat de buizen elkaar niet snijden.
Bij een constante doorstroom, maar een kleinere buis zal de snelheid van het water toenemen. Wanneer u de optie Min. diameter onder snelheidslimiet selecteert, zullen de buizen die u plaats automatisch de juiste afmetingen krijgen om een veilige watersnelheid te kunnen garanderen. De buizen worden ingesteld volgens de kleinst mogelijke buisafmetingen (beschikbaar in de Lijst met afmetingen in de irrigatie-instellingen) zonder dat de Maximum snelheid, opgegeven in de irrigatie-instellingen, wordt overschreden. Deze twee instellingen kunnen voor hoofdleidingen en aftakkingsleidingen afzonderlijk worden ingesteld. Als u na de plaatsing van de buis wijzigingen aan het systeem maakt die de berekende doorstroom door de buis beïnvloeden, dan zullen de buisafmetingen zich aanpassen aan de nieuwe waarde van de doorstroom.
Tenzij u door middel van de optie Buis in de Methodebalk een andere buis selecteert, wordt standaard het type buizen gebruikt zoals opgegeven bij de irrigatie-instellingen.
De volgende methodes zijn beschikbaar:
Methode |
Omschrijving |
Hoofdbuis |
Gebruik deze methode om een hoofdbuis te creëren. |
Aftakking |
Gebruik deze methode om een aftakkingsbuis te creëren. |
Druppelslang |
Gebruik deze methode om een druppelslang te creëren. |
Buis |
Klik hier om de Hulpbronnenkiezer te openen, waar u een hulpbron voor de buis kunt kiezen. Dubbelklik op een hulpbron om deze te selecteren. U kunt een hulpbron uit een van de bibliotheken voor buizen kiezen of een standaardbuis selecteren, waarvan u de instellingen na de plaatsing aanpast. |
Verbind automatisch |
Als deze methode ingeschakeld is en u een buis tekent die over bestaande irrigatie-objecten loopt (zoals ventielen, uitlaten en aansluitpunten) dan worden de geschikte objecten automatisch verbonden met de buis. Verbindt u de buis met een andere buis, dan wordt de reeds bestaande buis in twee gesplitst. Als deze methode uitgeschakeld is, moet u zorgen voor een raakpunt tussen het uiteinde van de buis en een ander component om deze te verbinden. |
Tekenmethodes polylijn |
Selecteer volgens welke methode u de polylijn wilt tekenen (zie Polylijnen tekenen). Het object wordt op deze polylijn gebaseerd. |
Instellingen |
Stel de standaardwaarden in voor de buis. |
Om een buis in de tekening te plaatsen:
1. Activeer het gereedschap Buis en selecteer een methode. Klik op Buis in de Methodebalk. Dubbelklik in de Hulpbronnenkiezer op een hulpbron om deze te activeren. U kunt een hulpbron uit een van de bibliotheken voor buizen kiezen of een standaardtype buis selecteren, waarvan u de instellingen na de plaatsing aanpast.
Het is ook mogelijk om een buis te creëren door het commando Creëer objecten d.m.v. meetkundige vorm toe te passen op een polygoon in de tekening (zie Creëer objecten op basis van vormen).
2. Klik op de knop Instellingen.
Het dialoogvenster voor de instellingen wordt geopend. Stel de standaardwaarden voor de buis in. Het gereedschap Buis gebruikt deze waarden totdat u ze opnieuw wijzigt.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
3. Klik een eerste maal om het begin van de buis vast te leggen. Teken vervolgens de polylijn voor de buis door bij elk controlepunt te klikken. Dubbelklik om het laatste controlepunt van de buis te plaatsen.
Als de methode Verbind automatisch ingeschakeld is, wordt de buis automatisch met elk geschikt irrigatie-object verbonden indien ze elkaar snijden. Wanneer u een uiteinde van de buis op een andere buis plaatst, worden de buizen verbonden en de bestaande buis in twee gesplitst.
Door de laatst geplaatste buis nadien te verwijderen, worden de gesplitste delen echter niet automatisch samengevoegd.
Wanneer u een buis over een andere buis tekent zonder deze twee te verbinden, maakt de bovenliggende buis een overbrugging om aan te geven dat de buizen elkaar niet snijden. U kunt de straal van deze overbrugging aanpassen door middel van het controlepunt. Daarnaast kunt u ervoor kiezen om de overbrugging weer te geven of te verbergen door middel van de respectievelijk commando's Toon overbrugging en Verberg overbrugging in het contextmenu.
U kunt de eigenschappen van de buizen in het Infopalet bewerken.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~