Workflow: Bladkaders instellen en beheren

Correct ingestelde en beheerde bladkaders kunnen doorheen de ontwerpfase een groot deel van het documentatieproces automatiseren. Bladkaders voorzien zowel de lay-out voor het presenteren van de informatie als de gegevenskoppeling die ervoor zorgt dat de gepresenteerde informatie up-to-date blijft. Het gebruik van bladkaderstijlen zorgt bovendien voor consistentie doorheen het project.

Voor het instellen van bladkaders in een bestand is het aangeraden om deze werkwijze te volgen:

        Een bladkader creëren doet u door de bestaande bladkaderstijl te selecteren die het dichtste aanleunt bij de lay-out en parameters die u nodig heeft. Vervolgens klikt u in het dialoogvenster Instellingen bladkader op de knop Ontkoppel stijl. De lay-out en de parameterwaarden blijven hierdoor onveranderd, maar worden wel bewerkbaar.

U kunt ook de originele instellingen van een bestaande bladkaderstijl behouden of een bladkader op maat creëren.

        Pas in het dialoogvenster ‘Instellingen bladkader’ de parameters naar wens aan. Hiermee regelt u de opmaak en de gegevens van het bladkader.

        Gebruik de categorieën Kader, Paginazones/-raster, Noordpijl en Stempel om het kader en andere gerelateerde onderdelen op te maken.

        Gebruik de categorieën Project, Bladgegevens, Revisies en Uitgaven (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist voor de categorieën Revisies en Uitgaven) om de informatie in te voeren die moeten verschijnen in het titelblok van het bladkader.

        De categorie Titelblok bevat de parameters voor de opmaak van het titelblok en biedt snel toegang tot de bewerkmodus van het titelblok.

        In deze bewerkmodus kunt u de lay-out en de grafische opmaak van het titelblok ontwerpen en de uitlijning bepalen ten opzichte van de paginarand. Bepaal eventueel de plaats van de Noordpijl en stempel zoals beschreven in De opmaak van het titelblok bewerken. Daarnaast heeft u hier ook de mogelijkheid om uw bedrijfslogo en andere eigen elementen toe te voegen.

        Wanneer de bewerkmodus is ingeschakeld, kunt u ook gebruik maken van de knoppen in het Infopalet om tekst in het titelblok te koppelen aan records (zie De tekst in een titelblok aan recordgegevens linken). Zodra deze koppelingen zijn ingesteld, zal de tekst in het titelblok automatisch worden aangepast wanneer de recordgegevens veranderen.

        Wanneer u klaar bent met het instellen van de parameters, lay-out en tekstkoppelingen, bewaar het bladkader dan als een objectstijl (zie Objectstijlen creëren). Bij het creëren van de objectstijl kunt u bepalen welke parameters hun waarden van de stijl overnemen zodat ze consistent zijn doorheen het bestand en voor alle gebruikers, en welke parameters voor elk bladkader individueel kunnen worden ingesteld; dit is eveneens mogelijk voor de grafische instellingen en lay-out van het titelblok.

De bladkaderstijl kan worden opgeslagen op een netwerk en gedeeld met een werkgroep zoals beschreven in Bestanden uitwisselen via werkgroepmappen (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist).

        Herhaal de vorige stappen om meerdere bladkaderstijlen te ontwerpen voor gebruik in verschillende contexten, bijvoorbeeld voor verticale en horizontale pagina-indelingen, verschillende paginaformaten, verschillende ontwerpfasen of vakgebieden, enzovoort. Ga steeds voor elke bladkaderstijl na welke parameters volgens stijl zijn ingesteld en welke volgens invoeging. Wanneer u wisselt tussen objectstijlen met verschillende stijlinstellingen kan het namelijk zijn dat u aanpassingen moet maken aan specifieke bladkaders in de tekening.

Afhankelijk van hoe sterk de nieuwe stijl die u wilt creëren, afwijkt van de standaard stijlen, kunt u overwegen om vanaf nul te beginnen of om te vertrekken van een reeds bestaande objectstijl.

        Gebruik het gereedschap Bladkader om een bladkader met de gewenste stijl in te voegen op elke presentatielaag of kopieer en plak een bestaand bladkader op meerdere lagen in het bestand (zie Een bladkader op meerdere presentatielagen plaatsen). Het is mogelijk om verschillende bladkaderstijlen te gebruiken binnen eenzelfde bestand. Zorg dat voor alle actieve bladkaders de optie Activeer bladkader is aangevinkt in het Infopalet.

Alleen bladkaders met de optie Activeer bladkader aangevinkt in het Infopalet kunnen worden gebruikt voor verscheidene verrichtingen. Dit is om te vermijden dat niet-actieve of niet-gebruikte pagina’s per ongeluk worden bewerkt. Om makkelijk de actieve en niet-actieve bladkaders te beheren, creëert u een rapport met daarin de status voor het veld Activeer bladkader. Dit veld bewerkt u rechtstreeks vanuit het rekenblad (zie Een rapport creëren en Rekenbladen bewerken).

        Als u beschikt over een Vectorworks-uitbreidingsmodule kunt u met behulp van het Bladkaderbeheer meerdere bladkaders efficiënt beheren.

In de werkomgeving van vectorworks Standaard kunt u gebruik maken van het dialoogvenster ‘Instellingen bladkader’ om individuele bladkaders naar wens aan te passen.

        Selecteer presentatielagen voor verrichtingen waarbij meerdere pagina’s in het project betrokken zijn, zoals het wijzigen van de bladkaderstijl, het toevoegen van revisies of uitgaven, enzovoort.

        Bewerk meerdere geselecteerde bladkaders tegelijkertijd, inclusief bladkaders in externe bestanden. Als u presentatielagen bewerkt die één of meer bladkaderstijlen bevatten, kunt u alleen de parameters wijzigen die Volgens invoeging zijn ingesteld, net als in het dialoogvenster ‘Instellingen bladkader’.

        Creëer en plaats rekenbladen met de uitgave/revisiegeschiedenis van het project in de tekening.

        Bewaar sets voor toekomstig gebruik.

~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~

Concept: Bladkaders gebruiken