|
Online videotraining: Aanmaken en beheren van zichtvensters |
Na hun creatie, bewerkt u snijlijnen en snede/zichtaanduidingen als volgt:
● Gebruik het Infopalet om de grafische eigenschappen te bepalen (zoals de stijl van de pijlpunten).
● Gebruik het Kenmerkenpalet om kenmerken toe te kennen (zoals de vul- en lijnkleur).
● Gebruik de opties in het menu Tekst om de tekstkenmerken (zoals lettertype of -grootte) te bepalen of om een tekststijl toe te passen.
● Gebruik de gereedschappen Selectie of Vervorm object om de objecten te bewerken (zie Snedevenster bewerken via de aanwijzer).
● Een snede/zichtaanduiding kan aan een zichtvenster gekoppeld worden door in het Infopalet van de aanduiding het gewenste zichtvenster te selecteren in de keuzelijst Koppeling naar zichtvenster (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist).
Wanneer u een snede/zichtaanduiding in de tekening selecteert, kunt u via het Infopalet de eigenschappen van het geselecteerde object aanpassen.
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Rotatie |
Bepaal de rotatie van de aanduiding; als de aanduiding gecreëerd werd in een geroteerde 2D/Planaanzicht, kunt u deze parameter gebruiken om de aanduiding opnieuw uit te lijnen volgens het stelsel van reële coördinaten. |
Tekststijl |
Selecteer een tekststijl. De keuzelijst bevat tekststijlen uit de bibliotheek of uit het huidige document. Om de stijl van de klasse te gebruiken, selecteert u <Tekststijl klasse>. Om de tekst op te maken met behulp van de opties in het menu Tekst, selecteert u <Zonder stijl>. Zie Tekststijlen gebruiken en Tekst opmaken. |
Type |
Selecteer het type aanduiding. ● Snede: met een pijlpunt aan beide uiteinden van de rechte of gebroken aanduiding. ● Gedeeltelijke snede: met een pijlpunt aan het begin van de rechte of gebroken aanduiding. ● Aanzicht: met een pijlpunt op een controlepunt op de aanduiding, dat u naar een andere locatie kunt slepen.
|
Spiegel pijlpunten |
Klik op deze knop om de pijlpunten van de aanduiding te spiegelen. |
Creëer snedevenster (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist) |
Als de snede/zichtaanduiding nog niet gekoppeld is aan een zichtvenster, kunt u deze knop gebruiken om het dialoogvenster ‘Snedevenster’ te openen en een verticaal snedevenster te creëren (zie Een verticaal snedevenster creëren). Bij het creëren van het zichtvenster wordt de snede/zichtaanduiding omgezet naar een snijlijn. Snede/zichtaanduidingen met een hoek verschillend van 90° (of met rechte lijnen) kunnen niet worden gebruikt voor het creëren van snedevensters. |
Activeer zichtvenster (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist) |
Klik op deze knop om het zichtvenster te activeren waaraan de snede/zichtaanduiding is gekoppeld. |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Pijlpunten’ te openen en pijlpunten voor de uiteinden van de snijlijn te selecteren. De pijlpunten aan het begin en het einde kunnen Identiek of Verschillend zijn en kunnen uit de bibliotheek of uit het huidige document komen. |
|
Koppeling naar zichtvenster (Vectorworks-uitbreidingsmodule vereist)
|
Koppel de aanduiding aan een bestaand zichtvenster. Selecteer in de keuzelijst het zichtvenster waarnaar de aanduiding moet verwijzen. Zodra de aanduiding gekoppeld is aan het zichtvenster, verschijnt er in de tekening een groen icoon in de vorm van een kettingschakel aan het begin van de aanduiding. Als een aanduiding gekoppeld is aan een standaard zichtvenster, dan wordt het nummer van de presentatielaag gesynchroniseerd. Als een aanduiding gekoppeld is aan een snedevenster, worden zowel het nummer van de presentatietekening als het nummer van de presentatielaag gesynchroniseerd. |
Grootte pijlpunt |
Geef de grootte van de pijlpunt op (vanaf het invoegpunt tot aan het hoogste punt van de pijl). De grootte van de pijlpunten heeft geen invloed op de grootte van de tekst. |
Onderbroken lijn (alleen voor de types Snede en Gedeeltelijke snede) |
Vink deze optie aan om geen doorlopende lijn te gebruiken.
|
Lengte zichtbare lijnen |
Geef de lengte van de zichtbare lijnstukken op als u de optie Onderbroken lijn hebt aangevinkt. |
Tekst automatisch roteren |
Vink deze optie aan om de tekst automatisch mee te laten draaien met de aanduiding. Als deze optie niet is aangevinkt, wordt de tekst geroteerd volgens de opgegeven waarde bij Tekstrotatie.
|
Tekst bij beide pijlpunten (alleen voor het type Snede) |
Vink deze optie aan om tekst toe te voegen bij beide pijlpunten. |
Samenstelling |
Selecteer de weergavestijl van de tekst voor Nummer presentatietekening (tekst 1) en Nummer presentatielaag (tekst 2). Kiest u voor ‘Tekst 1/Tekst 2’ of ‘Tekst 2/Tekst 1’, bepaal dan ook het Scheidingsteken tussen de twee tekstelementen. |
Tekstrotatie |
Geef de rotatie van de tekst op (in graden) als Tekst automatisch roteren niet is aangevinkt. |
Grootte tekst 2 (%) |
Geef de schaal in van de tekst voor Nummer presentatielaag. Geef een getal groter dan 100 in om de tekst groter te maken. Geef een getal kleiner dan 100 in om de tekst kleiner te maken. De waarde moet groter zijn dan 1. |
Scheidingsteken |
Kiest u voor ‘Tekst 1/Tekst 2’ of ‘Tekst 2/Tekst 1’, geef dan het scheidingsteken op waarmee u de tekstelementen voor Nummer presentatietekening en Nummer presentatielaag van elkaar wenst te scheiden. |
Nr. presentatietekening |
Geef het nummer in van het gekoppelde snedevenster. Deze waarde wordt automatisch ingevuld voor snede/zichtaanduidingen die aan een snedevenster zijn gekoppeld (Vectorworks- uitbreidingsmodule vereist). |
Nummer presentatielaag |
Geef het nummer in van de presentatielaag waarop het gekoppelde snedevenster zich bevindt. Deze waarde wordt automatisch ingevuld voor snede/zichtaanduidingen die aan een zichtvenster zijn gekoppeld (Vectorworks- uitbreidingsmodule vereist). |
Gedetailleerde tekst |
Geef bijkomende tekst op; deze tekst verschijnt naast de aanduiding en kan dankzij een controlepunt afzonderlijk verplaatst worden. |
Klik om de velden te tonen/te verbergen.
Veld |
Omschrijving |
Tekststijl |
Selecteer uit deze keuzelijst een tekststijl uit een bibliotheek of uit het huidige document. Om de stijl van de klasse te gebruiken, selecteert u <Tekststijl klasse>. Om de tekst op te maken met behulp van de opties in het menu Tekst, selecteert u <Zonder stijl>. Zie Tekststijlen gebruiken en Tekst opmaken. |
Snedevenster
|
Hier staat de naam van het zichtvenster dat aan de snijlijn gekoppeld is; voor een snijlijn die niet gekoppeld is aan een zichtvenster, verschijnt hier de tekst “Niet gekoppeld”. Een rood icoon in de vorm van een kettingschakel (naast de snijlijn) geeft aan dat de snijlijn niet gekoppeld is aan een zichtvenster. |
Creëer snedevenster |
Als de snijlijn nog niet gekoppeld is aan een zichtvenster, kunt u deze knop gebruiken om het dialoogvenster ‘Snedevenster’ te openen en een verticaal snedevenster te creëren (zie Een verticaal snedevenster creëren) |
Keer snijkant om |
Klik op deze knop om de snijkant van het snedevenster om te keren wanneer er objecten buiten het snijvlak zichtbaar zijn. |
Activeer snedevenster |
Klik op deze knop om de laag te activeren waarop het snedevenster zich bevindt. |
Klik op deze knop om het dialoogvenster ‘Pijlpunten’ te openen en pijlpunten voor de uiteinden van de snijlijn te selecteren. De pijlpunten aan het begin en het einde kunnen Identiek of Verschillend zijn en kunnen uit de bibliotheek of uit het huidige document komen. |
|
Type |
Selecteer het type snijlijn. ● Snede: met een pijlpunt aan beide uiteinden van de snijlijn ● Gedeeltelijke snede: met een pijlpunt aan het begin van de snijlijn ● Aanzicht: met een pijlpunt op een controlepunt op de snijlijn, dat u naar een andere locatie kunt slepen.
|
Grootte pijlpunt |
Geef de grootte van de pijlpunt op (vanaf het invoegpunt tot aan het hoogste punt van de pijl). De grootte van de pijlpunten heeft geen invloed op de grootte van de tekst. |
Onderbroken lijn (alleen voor de types Snede en Gedeeltelijke snede) |
Vink deze optie aan om geen doorlopende lijn te gebruiken.
|
Lengte zichtbare lijnen |
Geef de lengte van de zichtbare lijnstukken op als u de optie Onderbroken lijn hebt aangevinkt. |
Tekst automatisch roteren |
Vink deze optie aan om de tekst automatisch mee te laten draaien met de aanduiding. Als deze optie niet is aangevinkt, wordt de tekst geroteerd volgens de opgegeven waarde bij Tekstrotatie.
|
Tekst bij beide pijlpunten (alleen voor het type Snede) |
Vink deze optie aan om tekst toe te voegen bij beide pijlpunten. |
Samenstelling |
Selecteer de weergavestijl van de tekst voor Nummer presentatietekening (tekst 1) en Nummer presentatielaag (tekst 2). Kiest u voor ‘Tekst 1/Tekst 2’ of ‘Tekst 2/Tekst 1’, bepaal dan ook het Scheidingsteken tussen de twee tekstelementen. |
Tekstrotatie |
Geef de rotatie van de tekst op (in graden) als Tekst automatisch roteren niet is aangevinkt. |
Scheidingsteken |
Kiest u voor ‘Tekst 1/Tekst 2’ of ‘Tekst 2/Tekst 1’, geef dan het scheidingsteken op waarmee u de tekstelementen voor Nummer presentatietekening en Nummer presentatielaag van elkaar wenst te scheiden. |
Grootte tekst (%) |
Geef de schaal in van de tekst voor Nummer presentatielaag. Geef een getal groter dan 100 in om de tekst groter te maken. Geef een getal kleiner dan 100 in om de tekst kleiner te maken. De waarde moet groter zijn dan 1. |
Automatisch invullen |
Vink deze optie aan om voor snijlijnen die gekoppeld zijn aan een snedevenster, automatisch het nummer van het snedevenster en de naam van de presentatielaag weer te geven. Vink deze optie uit om Nummer snedevenster en Naam presentatielaag manueel in te geven. |
Nummer snedevenster/presentatietekening |
Geef het nummer in van het snedevenster waarnaar wordt verwezen. Deze waarde wordt automatisch ingevuld als de optie Automatisch invullen is aangevinkt. |
Naam presentatielaag |
Geef de naam in van de presentatielaag waarop het gekoppelde snedevenster zich bevindt. Deze waarde wordt automatisch ingevuld voor snijlijnen als de optie Automatisch invullen is aangevinkt, en voor snede/zichtaanduidingen die aan een zichtvenster gekoppeld zijn. |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Het gereedschap Aanduiding snede/zicht
Een verticaal snedevenster creëren
Instellingen van zichtvensters